Een plaatje wat onlosmakelijk verbonden is met Warhol is zijn Marilyn, een afdruk van Marilyn Monroe die haar vlak na haar dood publiceerde. Iets wat kenmerkend is voor Warhol is dat hij er meteen tientallen van maakte. Hij produceerde op een fabrieksmatige manier in zijn zo genoemde “Factory”. Maar waarom deed hij het op deze manier? En wat bedoelde hij met zijn werk?
Waar de Rennaisance-schilders af en toe wat leerlingen hadden, had Warhol een heel team van werknemers. Dit was bijzonder voor zijn tijd, want een kunstenaar moest toch zijn eigen werk maken? Zijn werkwijze werd daarom vaak bekritiseerd omdat men vond dat hij te afstandelijk was van zijn werk. Echter stopte dit Warhol niet, want hij ging door en produceerde zijn werken aan een lopende band.
Hoewel er bewijs is dat de werkers van de Factory zelf ook vaak de onderwerpen bedachten, wordt alles gecategoriseerd onder “ANDY WARHOL”. Via sjablonen en zeefdrukken kon zijn werk meerdere malen worden vervaardigd. Hij gebruikte bijna altijd een vierkant formaat omdat hij niet wilde beslissen “of het langerlanger op korterkorter of korterlanger moet zijn, het is gewoon vierkant.”.
Massaproductie stond bij alles centraal, echter was er een enkele uitzondering. Van zijn vele Monroe’s was geen enkele identiek. Het sjabloon van lijm bleef uiteraard hetzelfde, maar met elke keer dat een Factory-lid de zeefdruk gebruikte veranderde de afdruk. Dit kwam doordat de verfresten niet helemaal goed werden verwijderd, waardoor je kleine afwijkingen kunt zien als je meerdere Marilyn’s naast elkaar legt. Hij benoemt dit als “kleine misverstanden”: kleine veranderingen in zijn werk door de inbreng van de Factory-leden. Hij stimuleerde dit tot een zekere hoogte en liet goed merken in hoeverre hij inbreng van de leden verwachtte. Het eindresultaat moest altijd gecontroleerd worden door de man zelf, en dan werd het gepubliceerd.
Daarnaast varieerde ‘hij’ (ofwel de Factory-leden) ook in kleurgebruik. Soms is de Marilyn rood, soms geel en soms zelfs blauw. Geen enkele kleur was off-limits, zolang je er maar 4 gebruikte. Ontelbare variaties waren zo mogelijk.
In feite hoorde deze manier van produceren bij hem, hij liet het concept een achterwege en werd afstandelijk van het werk. Door middel van zijn Factory demonstreerde hij hoe je als kunstenaar succesvol kunt zijn, zonder dat hij daarmee een bepaald doel of een bepaalde gedachtegang probeerde te verspreiden. Hij (maar vooral zijn Factory-leden) maakte dingen, niet concepten.
Wat mensen dwars zat is dat juist zo’n expressieve man geen bedoelingen had met zijn werk. Een man die vaak in de media verscheen en een mysterieuze sfeer achterliet móest toch iets bedoelen?
Kunstcritici zeggen dat zijn imago en zijn levenswijze enorm heeft bijgedragen aan zijn succes. Hij rolde vanuit massacommunicatie (de reclamewereld) in de kunstwereld en had daarom een compleet andere achtergrond dan eigentijdse kunstenaars. Hij zag daarom de pop-cultuur als een perfect onderwerp voor zijn werk.
Clement Greenberg, een vechter voor de ‘zuivere kunst’, had hier een sterke mening over. In zijn theorie “Avant-garde and Kitsch” pleitte hij voor kunst zoals in het Abstract Expressionisme. De stroming was al ten einde tijdens te komst van Andy Warhol en zijn debuut van de pop-art, maar toch was Greenbergs mening nog van kracht in de maatschappij. Hij bekritiseerde met name de pop-art omdat hij niet langer een sprankeltje van originaliteit zag. Daarnaast diende kunst gemaakt te zijn zonder ‘elementen van buiten’, anders was het ‘kitsch’.
Die regel werd al gauw van tafel geveegd. Pop-art was geboren uit diezelfde ‘elementen van buiten’ en zette de alledaagse pop-cultuur in de spotlight. Warhol zag de massacultuur als iets wat zich elke dag uitbreidde.
Een kunstwerk mocht best een blik soep centraal zetten, voor hetzelfde geldt een doos met afwasblokjes. Hetzelfde geld voor al het onrecht en geweld in de wereld. Warhol twijfelde niet om de dagelijkse gruwelen te vervaardigen en te verspreiden, het hoorde er gewoon bij. Dit werd een nieuwe, democratische soort kunst omdat het de maatschappij reflecteerde, zonder daarbij een bepaald oordeel te vestigen.
Het produceren van zijn kunst was net zo, hij probeerde zo nuchter en neutraal mogelijk te werk te gaan. Tijdens het werken omringde hij zichzelf met zoveel mogelijk media dat hij zijn geest ‘leeg’ maakte. Dit was voor hem een techniek om de emotie en gedachte uit zijn voorstellingen te houden.
“Ik schilder slechts de dingen die ik het beste ken: de symbolen van de grove, onpersoonlijke producten en de brutale, materialistische objecten waaruit America bestaat.” Hij wilde dus absoluut geen commentaar geven en slechts weergeven. Desondanks interpreteerde het publiek zijn werken als iets-zeggend doordat men er in kon lezen wat ze wilden, het werk was zo ‘breed’. Door Warhols mysterieuze imago, kreeg dit een enorme boost.
Als men het heeft over kunst zijn de grenzen van wat wel en wat niet kunst is onbepaald. De een vindt, zoals Greenberg, dat er een ‘purpose’ moet zijn. De ander vindt dat de regels moeten worden getest en continu moeten worden veranderd. Want wat is kunst?
De dadaisten choqueerden en zette men hierover aan het denken, denk aan Duchamp met zijn wc-pot. Hij schreeuwde als het ware van de daken “IS DIT OOK KUNST? PUUR OMDAT HET IN EEN MUSEUM STAAT?”. Pop-art daarentegen was los van enig concept en kritiek op de kunst, een polair tegenovergestelde van het Dada. Ze maakten dingen, en of het nou kunst of niet was boeide niet. Ze maakten gewoon, zonder daarmee een punt te maken. Alles betekent niets.