De maandelijkse rubriek Muziek Maandag heeft het over muziek: de albums die net zijn uitgekomen en subjectieve mening daarover. Daarmee komt er wel deels de mening van de schrijver naar voren en daarmee zou men kunnen aannemen dat de redactie een bepaalde smaak voor muziek heeft. Dit artikel gaat echter niet over de smaak van de redactie, maar wat mijn smaak is op het onderwerp.

Op dit moment heb ik een computer voor mij, een koptelefoon op met muziek aan en zal ik even checken welke smaak ik als redactielid van de schoolkrant heb. Mijn hart is sneller gaan kloppen van de zenuwen, nu ik mijn naar afspeellijst aan het kijken ben. Ik scrol wanhopig door de lijst, bang dat ik buiten het bootje van ‘mensen met smaak’ hoor en…
…ik ben geschokt! Ik geef mijn lijst nog een second opinion, maar ik heb diep gefaald, het dieptepunt in mijn leven is bereikt en dat op zo’n jonge leeftijd. Ik ben erachter gekomen welke smaak ik heb: Ik heb geen smaak!
Ik weet niet wat ik moet schrijven, waar zal ik mee beginnen, hoe moet ik dit aan de hoofdredactie vertellen? Het ziet er naar uit dat ik ben blijven steken in de tijd, in de jaren 30 nog wel. Ik lees namen zoals Benny Goodwin, Glenn Miller en Louis Armstrong. Mensen zullen erop wijzen dat ik van jazz en big band hou, maar ik schud ontkennend mijn hoofd en plant de scherm van mijn telefoon voor hun ogen. “Wat doen Elvis Presley en Micheal Jackson dan in mijn speellijst!”, zit ik tegen hen te schreeuwen. Ze vegen hun gezicht af, spreken met consumptie kan soms gebeuren in het leven, vooral wanneer je door het lint gaat over muziek. Ik kijk of ik het mij verbeeld heb, dat ze er toch niet in staan, dat had ik niet beter kunnen doen. Waarom heb ik in hemelsnaam Dotan tussen de artiesten staan?
Terwijl het ochtendspits in mijn hoofd wordt en er een file staat op de neuronensnelweg tussen de hersenstam en mijn kleine hersenen, zie ik hoe ze naar mijn afspeellijst zitten de staren. Ik zoek naar de uitknop van de telefoon, zodat ze de lijst niet meer kunnen zien, maar ik voel hem nergens zitten. “Ik dacht dat je zo’n rustig type was, dat je van rustige muziek hield. Waarom staat Metallica en Muse er dan tussen?” Ik sta op mijn benen, die op elkaar moment door kunnen zakken, dit kan niet erger worden. “Wat voor band is Nichijou eigenlijk, die ken ik niet.”, merkt een ander op. Ik wil schrijven, maar kan het niet door de black-out die ik krijg en ik heb niet eens overgewerkt!

Ik kom weer bij van de black-out, ik lig op de grond. Ze kijken mij bezorgd aan, terwijl ik me druk maak over de computer: heb ik deze tekst wel opgeslagen? “Gaat het? Je viel opeens bewusteloos neer.”, vragen ze aan mij. Ik heb mijn eigen ondergang veroorzaakt en ik zal het dus ook zelf op moeten lossen. Ik neem een diepe teug lucht en schreeuw: “Laat me rust, opzouten!” Verschrikt als een stel bange chichaoua’s, vluchten zij mijn kamer uit. Nu alleen ik weer alleen ben, kan ik mij weer richten op het schrijven van deze column. Ik druk mijzelf met moeite omhoog en plant mijn achterwerk in de leren bureaustoel. Gelukkig, de computer staat nog aan, ik kan verder.

Ja, ik heb een vreemde lijst en voor degenen die het willen weten, ik heb werkelijk geen smaak. Ik voel mijn hart hoe hij langzamer begint te kloppen, ik ben opgelucht. Ik heb geen smaak, het is een vreemde gewoonte van mij, of een nummer of muziekstuk pakt mij de keel en schreeuwt: “Luister naar mij!” Of ik hoor het enkel op de achtergrond via de radio en het doet me weinig, of eigenlijk niets. Hierbij bedoel ik met muziekstuk, muziek die niet autonoom is. Dat is muziek die niet geschreven is om er enkel naar te luisteren, maar geschreven is in de context van een serie, een film of een game. Echter, dat zegt nog niet dat je er niet enkel naar kunt luisteren, zonder het beeld erbij. Als voorbeeld: De gehele soundtrack van Hellsing, de originele animatieserie, klinkt meer als een rock album met jazzinvloeden, dan muziek geschreven voor een film of serie. Deze soundtracks, ook wel OST’s (Original SoundTracks) genoemd, zijn de laatste tijd mijn favorieten geworden.
Genres doen mij dan ook weinig. De Engelse band Madness, bekend van onder andere One Step Beyond en My House, behoort tot het genre Ska. Met Madness heb ik veel, maar met bijvoorbeeld The Specials, wat onder hetzelfde genre valt, heb ik weinig. Een genre geeft daarom voor mij dan ook enkel aan wat ik kan verwachten. Ik heb geen smaak, ik heb geen specifiek genre wat ik leuk vindt of waar ik een hekel aan heb. Ik dacht zelfs dat hardcore niets voor mij was, maar ik heb in mijn speellijst wel degelijk een nummer gevonden onder dat genre. (OST: The Cyborg Fights uit One Punch Man) Het gerelateerde housegenre is daarbij ook een voorbeeld, met onder andere DJ Paul Estak, waar ik ook nummers van heb.

Ter conclusie en ter bevestiging van de titel, ik heb geen smaak. Muziek is daarom dan ook compleet subjectief en niet te definiëren als een smaak of een voorkeur. Vooral in deze postmoderne tijd is het niet meer te houden qua genres en de voorkeuren van mensen zijn wijdverspreid geraakt. Ik ben dan ook tevreden dat de rubriek Muziek Maandag niet één genre de kans geeft, dat het ook zo’n objectief mogelijke weergave van geeft en dat jij als lezer zelf je nummers uit kan zoeken in deze wilde oerwoud aan OST’s, genres en muzieknummers.

Door Redactie

Laat ons weten wat je te zeggen hebt!